Meester Daan

Daan zit een taalwerkje te doen aan zijn tafel, hij moet woordjes schrijven. Maar hij schrijft niet, Daan kijkt. Naast hem zitten twee kinderen te knutselen aan een enorm ding van karton. Dat moet natuurlijk afleiden. Al een tijdje had ik het zitten aankijken of Daan ging doorwerken, maar nee. Ik besluit in te grijpen en ga voor hem zitten, op mijn hurken, en zeg: "Daan, hoe denk jij nu dat je er voor kunt zorgen dat je niet meer wordt afgeleid?" Meteen gaat zijn kopje naar beneden, dus hij wist precies wat ik bedoelde. "Ja, nee nee, nou heb ik er voor gezorgd. Maar ik ga dat niet de hele tijd doen, voor jou zitten en iets tegen jou zeggen. Hoe ga jíj er nu voor zorgen. Naast jou is het heel interessant, zitten ze te knutselen. Maar ja, deze bladzijde moet af lijkt mij." En toen keek ik eens goed naar zijn werk. Ik wil hem confronteren met het feit dat hij al heel lang niets had gedaan. "Wat heb je eigenlijk tot nu toe gedaan", vraag ik en Daan wijst de onderste regel aan. "Dat betekent dus dat je drie woordjes hebt geschreven, en daar komt er dan nu nog één bij. Dat is niet veel hè, de hele ochtend?" Daan kijkt me schuldbewust aan. "Dus, die drie woordjes gaan af, en daarna sla je de bladzijde om en gaat deze hele bladzijde ook nog af. Maar nou ga jij er voor zorgen dat het afkomt. En hoe je het doet, maakt mij niet uit hoor, het gáát gebeuren."

Ik vervolg mijn ronde. Na enige tijd komt Daan bij me: "Gélukt." Waarop ik verrast zeg: "En die hele volgende bladzijde ook?" "Nee", zegt hij. Ik meteen: "Jaa.., dat hadden we afgesproken." "O". Nou, hij loopt weg, maar ik denk, wacht even, ik heb het idee dat hij me misschien toch niet begrijpt. Ik zeg "Laat nog eens zien, Daan". Ik kijk eens goed naar zijn werk en ja, hij had wel de volgende bladzijde gedaan. Hij dacht dus dat ik bedoelde nóg een bladzijde. Ik zei "Neé, ik bedoelde deze bladzijde, dus die is óók gelukt!" Waarop Daan werkelijk straalt van trots en blijdschap en ik straal mee.

Later op de ochtend spreek ik hem opnieuw aan, op het moment dat ik zie dat hij zich weer laat afleiden. "Nu heb je vanochtend van mij gehoord dat je er op moet letten dat je niet wordt afgeleid. En …je moest er zélf op letten. Nou word jij dus eigenlijk meester Daan." Daarom moet Daan wel heel hard lachen. Ik ga nog even verder: "Ja, nu ga je meester zijn van jezelf, dus dan zegt meester Daan tegen leerling Daan: zeg Daan, ga jij eens d'r voor zorgen dat jij dit werkje af hebt! Als het …, nou zullen we eens naar de klok kijken?" Maar Daan kan nog geen klok kijken en noemt maar een tijd. Hij weet wel waar de grote wijzer heen gaat. En warempel, het was een redelijke schatting. Ik accepteer het: "Ja, is goed. Nu gaat meester Daan er dus voor zorgen dat leerling Daan dit dan ook doet, hè." Het was hem gelukt! Hij genoot van de humor om zijn twee persoonlijkheden. Dat was blijkbaar de invalshoek bij hem.