Fa Ja Si Ton

We gaan in de kring zitten en ik pak de kiezels van Corsica en deel ze uit. Omdat we nu al een tijd bezig zijn met stenen, gaat iedereen ruiken en voelen aan de stenen. Ik laat ze, maar ga er nu niet op in. Ik wil wat anders doen met de stenen, dit keer. Ik begin een verhaal te vertellen dat ik een liedje weet met een spelletje met stenen wat te maken heeft met de slavernij. "Ik ga aan de oudste kinderen nog wel eens een keer wat meer daarover vertellen, maar dat ga ik nu niet doen met de jongste kinderen erbij." Dat doe ik om te voorkomen dat Sam weer van alles gaat vragen over slaven en daarbij zich verliest in sensatieverhalen, die niet bepaald geschikt zijn voor jonge kinderoortjes. Ik vertel summier over Zuid-Amerika , te weten Suriname, waar mensen wonen die vroeger in Afrika woonden. Dat deze mensen als slaven meegebracht zijn door slavenhandelaren, en dat die in tuinen en plantages moesten werken. Maar dat die mensen niet met elkaar mochten praten. En waarom ze dat niet mochten, maar dat die slaven daar zelf wat op hadden verzonnen. Die gingen gewoon liedjes zingen. En die liedjes hielpen hen om het ritme van het werk er in te houden. Ik maak bijv. het gebaar van plukken van koffiebonen en zing de eerste regels van "Faja siton".

Er ontstaat hilariteit, want dat is natuurlijk Surinaams en de kinderen weten helemaal niet waar het over gaat. Ik vervolg mijn verhaal zonder ook maar iets van de tekst te verklaren. 'Het was natuurlijk voor die slavenhandelaren helemaal niet zo gek, want ze zagen dat de slaven lekker doorwerkten. En dat zingen dat hielp om de moed er in te houden, nou, laat maar zingen, laat maar doen.' En opnieuw zing ik het liedje en maak een andere beweging van iets plukken en ik deed weer dat ritme voor, weer die beweging, zo raakten ze er al een beetje aan gewend. Ik: "Maar ja, de slavenhandelaren wisten niet wat deze slaven zongen, want dat was Afrikaans, dat kenden zij niet. Net zoals jullie het niet weten, he. Jullie weten totaal niet waar ik het over heb." Meteen is er aandacht bij de kinderen. "Ik zal jullie vertellen wat ik aan het zingen was", en ik leg de tekst uit. Ik vertel dat die steentjes heet gemaakt werden en aan een zweep vastgemaakt werden. Met zo'n zweep werd over de ruggen van de mensen geslagen om ze te dwingen hard door te werken. Dat die ruggen altijd bloot waren, want het was daar heel warm.

Tijdens het vertellen van het verhaal, zing ik voortdurend fragmenten van "Faja si ton", brandende steen. En dan vertel ik wat wij zelf ermee gaan doen. "Je moet je voorstellen, dat wij die brandende steen in onze hand hebben! En wij willen dus niets liever dan zo snel mogelijk die brandende steen aan een ander geven. En dat gaan we nu oefenen, dus hup, hand zo."
Tijdens deze uitleg hebben de kinderen ook daadwerkelijk die steen in hun handen. Ze zitten zo in het verhaal dat op het moment dat ik vertel over de hitte van de steen, kinderen ogenblikkelijk de steen willen doorgeven, of laten vallen!
Ik besef dat ik dit zelf heb opgeroepen. Dus ik vervolg met: " We gaan eerst oefenen met een niet zo hete steen. Deze brandt nog niet."

Het is heel moeilijk voor een groepje kinderen. Het valt mij opnieuw op: het zijn de drie kinderen die in mijn ogen ADHD hebben. Al is het maar bij 1 kind officieel gediagnosticeerd, de andere 2 vertonen identiek gedrag. Zij kunnen werkelijk niet de controle over de steen in hun hand houden. Op het moment dat ik vervolg met de bedoeling van het spel: de steen doorgeven, zonder te laten vallen en bij het eind van het liedje kijken wie er meer dan 1 steen in zijn hand heeft, schrikken deze drie kinderen zelf al.

We beginnen en ik geef de opdracht: "Doe je steen in je rechterhand. " Een mooi moment om te observeren: wie weet welke hand zijn rechterhand is. Uiteindelijk heeft iedereen zijn steen in zijn rechterhand. "En dan gaan we de linkerhand klaar leggen, want daar gaat straks een steen in komen van je buurman." En daar is het probleem met Diederik. Diederik zit vlak bij me, hij zit helemaal in een wanhopige kramp met zijn armen. Ik denk: wat doe jij raar, en ik zeg: "Diederik, doe eens normaal"! "Dat kan ik niet!"
O, juf, onthoud nou eens een keer wat er met hem is, hij heeft een afwijking, waardoor hij zijn pols niet kan draaien. Ik schaam me diep en denk zichtbaar na hoe we dit op gaan lossen. Maar Diederik is niet gauw uit het veld te slaan en zegt: "Ja, dan doe ik het wel zo" en neemt een gecompliceerde houding aan. Maar nee, dat gaat niet, hij kan toch niet de hele tijd zo raar krampachtig gaan zitten. Dat moet mis gaan. Het moet voor het kind naast hem ook heel moeilijk zijn om hem er in te leggen. En de muzikale, ritmische beweging is dan ook niet erin te leggen.
Na wat gepieker, bedenk ik: hij moet gewoon een mandje in zijn hand. Daar legt het kind naast hem de steen in en daar kan hij hem weer uitpakken. Ja, dat gaat goed!! En nog mooier is: bij niemand valt er nog een steen!
Alleen, op een gegeven moment verhoog ik het tempo, want dat is het leuke daaraan. Ik blijf zingen en af en toe probeer ik eens of de kinderen al wat mee kunnen zingen. Ja, dat is niet zo moeilijk meer. Maar met de verhoging van het tempo erbij, gaat het mis. Opeens heeft Marijn heel veel stenen over in zijn hand! Een hoop hilariteit bij de kinderen en bij mij! Maar niet bij Marijn. Hij slikt zijn tranen weg. En ik realiseer me ogenblikkelijk: nee, dit kan hij nog niet aan. Marijn is een zeer gevoelig jochie dat alles nauwkeurig en precies wil uitvoeren. Hij kan slecht onderscheid maken tussen spel en werkelijkheid. Hij is ogenblikkelijk van slag als iets mislukt of als hij iets niet begrijpt. Toch constateer ik vooruitgang; zijn huilen is ingehouden, hij gaat niet meer op de grond trappelen, hij blijft zitten, hij blijft eigenlijk ook wel meedoen. Ik ben trots op hem, stilletjes.

Naast me zit Midas, met open mond kijkt hij naar Marijn en begrijpt zichtbaar niets van deze reaktie. Ja, dat is zo kenmerkend voor Midas, die zou nooit daar om gaan trappelen, nooit gefrustreerd zijn, die zou er alleen maar vreselijk lol om hebben en denken: "Zo, ik heb lekker veel stenen".

Het lied is klaar en nu zijn er natuurlijk kinderen zonder steen! Marijn blijft dan opgewonden zeggen: "Ik heb hem, ik heb hem", maar komt niet op het idee om op te staan en die steen te geven aan het kind wat zijn hand uitsteekt. Ik hoop hem toch nog iets verder te krijgen, dat hij het wel vervelend vindt dat het mis gaat, maar dat dat nog geen reden is om te huilen. Wat het zingen van een liedje allemaal teweeg brengt.