Veranderen

We gaan surprises maken voor de jongere kinderen. De kinderen van groep 5 t/m 8 druppelen binnen, kletsen wat, zien de kadootjes liggen en vragen: 'Krijgen ze dit, juf?' 'Ja', beaam ik. En ik zet ze meteen aan het werk. Er staat een grote doos met erin schoenendozen, w.c.- rolletjes, dopjes, kokers en wat nog meer voor kosteloos materiaal; er ligt papier in allerlei kleuren, soorten en maten. Ik heb extra lijm klaar gezet en scharen verzameld.
Ze kijken, ze rommelen wat, maar al snel heeft elk kind een doos te pakken.

Dan komt als laatste Sam binnen. Ik weiger op de klok te kijken, want ik wil vandaag niet moeilijk doen over zijn eeuwig te laat komen. Sam geeft me een hand, kijkt alles even aan en ziet dan dat er geen schoenendoos meer over is. Hij begint te klagen bij de kinderen: 'Ik wilde toch zo'n doos, dat had ik toch gezegd.' De kinderen kijken hem wel aan met een begripvolle blik, maar ja, zij hebben nu die doos. Dan komt Sam bij mij: 'Juf, nu heb ik geen doos meer.'
Ik knik: 'Ja, je was ook laat en dan krijg je dat. '
Sam, meteen fel: 'Ik was helemaal niet te laat.'
O help, nee, dat wilde ik toch zelf niet? Dus snel schud ik mijn hoofd: 'Nee, dat zeg ik ook niet, maar je was wel de laatste zodat iedereen al wat had uitgezocht.'
Omdat ik zelf wel aanvoel dat dit niet helemaal de lading dekt, voeg ik eraan toe: 'Had jij dan je naam erop gezet of de doos echt voor jou gereserveerd?'
'Nee', zegt Sam.
Ik: 'Tja, dat had je dan misschien moeten doen. Of, wat anderen bijv. hebben gedaan, is iets meenemen van thuis, wat ze persé nodig hadden. Dat had ook gekund.'

Ik wacht even. Sam kijkt rond. Maar hij vervolgt toch weer met zijn klaagzang dat hij nu geen goede doos heeft. Ik knik en zeg dat hij dan een andere oplossing moet zoeken.
Ik laat hem. Sam gaat zitten aan de tafel met hangend hoofd. Ik wacht af en bemoei me rustig met de overige kinderen. Die kunnen allemaal zelf verder, dus ik kijk weer naar Sam. Hij zit doodstil met een donderwolkgezicht. Ik geef hem en mezelf een tiental minuten. Maar dan ontplof ik al bijna: 'En nu, Sam, verzin jij een andere oplossing of je gaat naar beneden bij de anderen aan het werk.' Geen reaktie, behalve dezelfde klaagzang: ik heb toch geen schoenendoos!

Ik geef aan dat hij tien tellen krijgt en begin: 1, 2, 3 …. Sam staat al op, pakt zijn spullen en vertrekt.
Oeps, dat had ik toch niet verwacht!
Ik voel de enorm gespannen sfeer die nu ontstaan is. Ik baal er verschrikkelijk van. Dit had een gezellige knutselochtend moeten worden. Hè, hoe kom ik hier nu weer doorheen?
Bovendien krijg ik nu misschien weer die ouders van Sam op mijn dak. En hoe krijgt dat kind nu zijn surprise?
Ik gun mezelf even bedenktijd en probeer de sfeer luchtiger te maken door nadrukkelijk de anderen te prijzen en te helpen. Opeens vraag ik me af of Sam wel naar de klas beneden gegaan is. Ik ga meteen wat halen en kijk : ja, daar zit hij. En hij werkt!! Hij kijkt wel op, maar ik reageer nog niet op hem.
Ik ga terug en voel me zo onrustig. Gerriederrie, dit is echt niet goed. Dan besluit ik een poging te wagen en ga in gesprek met Sam beneden. Maar hij blijft volharden in zijn houding; hij wilde die doos en dus…
Tja, dan komt het moment dat hij de consequenties van zijn halsstarrige houding maar moet gaan voelen. Wel voeg ik eraan toe dat ik het absoluut niet eerlijk vind, dat hij dat kind dat zijn surprise moet krijgen nu de dupe ervan laat worden. Ik besluit mijn betoog met een stelligheid: hoe dan ook, er ligt straks op donderdag een surprise voor hem.

We gaan naar buiten en ik zie op een gegeven moment de anderen ook buiten komen. Sam kijkt kort mijn kant op, maar gaat zijn gang. Ik wil het kwijt en vertel de kwestie summier tegen een collega. Zij reageert:'Nou, die zal het nog heel moeilijk krijgen in zijn verdere leven!'
Jemig, daar schiet ik wat mee op. Die jongen heeft het nu al zo moeilijk! En ik ben al zo blij met de veranderingen die er bij hem hebben plaatsgevonden.
Ik laat het even. Maar dan is er die andere collega, die veel met 'zorgkinderen' werkt. Zij reageert anders: 'Jo, dan zeg je tegen hem: moet je luisteren, ik zie dat je teleurgesteld bent, ik begrijp dat jij graag die doos had gewild, maar het is nu eenmaal niet anders. Nu moet jij proberen je hieroverheen te zetten,want daar ben je oud genoeg voor. Kunnen we samen iets anders verzinnen? Wil je de school niet doorlopen om te kijken of je een andere doos kunt vinden?'
En dan ben ik zo opgelucht en blij, want ik weet : dat is de enige, juiste manier!

Ik ga na de pauze naar Sam toe en vol overtuiging begin ik het gesprek. Ik open met : 'Sam, allereerst wil ik je dit zeggen: ik vind dat je zo rustig bent gebleven, je was niet blij, maar je mopperde maar even. Ik begrijp dat….'en zo vervolg ik het gesprek. Meteen komt hij zelf tot een oplossing. Hij wil nu alvast beginnen met de armen en benen die hij wel al kan maken en zal dan thuis, tussen de middag, een doos zoeken.
Later kom ik hem nog even alleen tegen in de gang en ik pak hem beet en zeg: 'Sam, ik ben echt blij dat je weer meedoet, want ik vond het maar wat saai zonder jou.'
En tot mijn blijde verrassing meende ik dit werkelijk oprecht.

Wat ben ik veranderd!!!!